Welke vormen van toe-eigening zijn er te onderscheiden? Zowel van het nieuwe door de gevestigde orde als omgekeerd, van de gevestigde structuren door de nieuwkomers.

De rijke EU-landen moeten een deel van hun rijkdom afstaan aan de armere landen, dit zou toe-eigening genoemd kunnen worden. Toch wil een aantal Europese landen de eigen rijkdom voor zichzelf houden. Het gaat hierbij niet alleen om geld, maar bijv. ook om landbouwmogelijkheden en het niet willen kwijtraken van de eigen cultuur en identiteit. Dit gaat gepaard met angst voor invloeden van buitenaf.

Het leren van een andere taal is op zich al een vorm van toe-eigening. Delen van de Engelse taal zijn geïntegreerd in het Nederlands, omdat men dit beter of aantrekkelijker vindt klinken. Nederland doet ook moeite voor de minderheidsgroepen. Bedrijven zoals winkels en restaurants eigenen zich bepaalde producten toe uit de culturen of landen van de nieuwkomers om ook de allochtonen zich hier thuis te laten voelen.

Straattaalsprekers eigenen zich een taal van een ander toe. Dit heeft deels te maken met eigenbelang; men doet het om bij de ander in de smaak te vallen. De minderheidsgroepen zijn in dit geval juist de voorbeelden voor de meerderheidsgroepen. Autochtonen nemen van allochtonen taalgebruik over. Dit heeft voornamelijk te maken met covert prestige.

Als je kijkt naar bepaalde vormen van werk van de meerderheid die zijn overgenomen door Joodse nieuwkomers, is er sprake van toe-eigening. Ook is er culturele toe-eigening als je kijkt naar de Nieuw-Christenen. De nieuwkomers moesten deze vorm van toe-eigening gebruiken om te overleven in de samenleving. Daarnaast werd de taal van de meerderheid toegeëigend door de nieuwkomers: de Sefardische Joden gingen het Nederlands gebruiken en deden in het dagelijks leven vooral afstand van hun moedertaal, het Portugees. Later nam de meerderheid ook aspecten (zoals lexicon) over van de minderheid. Zo is het Jiddisch doorgedrongen in de Nederlandse taal en hierdoor ook in het theater en toneel, wat toebehoort aan de Nederlandse cultuur. 

De autochtone bevolking, de Hollanders, eigenden zich de kennis en de rijkdom van de nieuwkomers toe. Mede hierdoor is Amsterdam zo’n succesvolle handelsstad geworden. Aan de andere kant eigenden de nieuwkomers zich de werkgelegenheid van Amsterdam toe. Op gebied van cultuur wordt er door beide partijen haast niets van elkaar overgenomen.

Het Frans heeft veel woorden aan het Nederlands ontleend. Deze woorden zijn aangepast aan de  Nederlandse fonologie (uitspraak) en morfologie (woordbouw). Op deze manier passen de leenwoorden prima in de overnemende taal; het Nederland eigent zich deze woorden toe. Bij Creooltalen worden lexicale én grammaticale elementen uit verschillende talen overgenomen (in tegenstelling tot het Nederlands). Deze talen bestaan grotendeels uit leenwoorden van een grote diversiteit aan talen.

Winkels in West-Europa die gericht zijn op islamitische klanten is een voorbeeld van toe-eigening. Ook is er toe-eigening aan de kant van de moslims, die autochtone West-Europese gemeenschappen willen introduceren in hun eigen cultuur. Bijv. niet-moslims uitnodigen bij het Suikerfeest.


Wat betreft Suriname
Er is sprake van toe-eigening als men kijkt naar de Surinaamse keuken. Alle bevolkingsgroepen nemen (elementen van) elkaars gerechten over en passen die eventueel aan. Ook is er sprake van toe-eigening wat betreft de gemeenschappelijke taal van de bevolkingsgroepen in Suriname, het Sranan Tongo. Alle nieuwe bevolkingsgroepen die na de slaventijd naar Suriname kwamen, namen deze taal snel over om een eenheid te vormen. Dit is vergelijkbaar met de vorming van straattaal.


Conclusie
Van beide kanten worden aspecten toegeëigend. Door de minderheid wordt er toegeëigend, omdat het leven in de samenleving makkelijker verloopt en het geeft de minderheid bovendien meer aanzien. Door de meerderheid wordt er toegeëigend om de minderheid zich meer thuis te laten voelen, maar vooral voor het eigenbelang.