Feiten: welk soort migratie speelt hier een rol, d.w.z om welke groep(en) gaat het, in welk tijdsbestek, en in welke zin is er sprake van diversiteit?

In Europa en de  Europese Unie is er meer sprake van diversiteit dan in bijv. de Verenigde Staten. Dit kwam doordat er vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog tot de 80’er jaren sprake was van (arbeids-) migratiestromingen vanuit o.a. de landen in het Middellandse Zeegebied naar de West-Europese landen. Er zijn hierdoor uiteenlopende culturen en je kunt dan ook niet spreken van een specifieke Europese identiteit.
In het tijdsbestek van vóór de Tweede Wereldoorlog en de jaren ’50 heeft de joden-migratie indirect een rol gespeeld. Via de diversiteit aan Portugees-Joodse immigranten is de Tweede Wereldoorlog ontstaan. Dit had tot gevolg dat het merendeel van de  Europese landen een samenwerking wilde; nooit meer zo’n oorlog! Deze gedachtegang is het begin van de oprichting van de Europese Unie.

In het college over taaldiversiteit gaat het om migratie van mensen buiten de Europese Unie, die zich daarbinnen gaan vestigen. Het gaat zowel om arbeidsmigratie uit de Middellandse Zeegebieden  als vluchtelingenmigratie uit de ex-koloniën (wat betreft Nederland: Suriname en Indonesië) van na de Tweede Wereldoorlog. Door deze migrantenstromingen is er automatisch  taaldiversiteit ontstaan in Europa. Meerderheidstalen nemen delen uit minderheidstalen over en de vraag naar meertalig onderwijs is hevig gegroeid.

De meeste aandacht in het onderwerp straattaal ligt bij de kinderen van migranten die rond de jaren ’60, ’70 naar Nederland zijn verhuisd: de 2e en 3e generaties van de eerder genoemde arbeidsmigranten uit bijv. Marokko en Turkije en de migranten uit de ex-koloniën als Suriname en de Nederlandse Antillen. Er is hier sprake van grote diversiteit door de verschillende culturele achtergronden van de jongeren. De invloed van minderheidstalen die hierbij zijn meegenomen zijn echter pas van grote invloed vanaf de jaren ’90. Er ontstond straattaal: de grote verscheidenheid aan minderheidstalen werd gemengd tot een gemeenschappelijke taal.

De Joden die aan het eind van de 15e eeuw naar Nederland kwamen, waren politieke en religieuze migranten.  Zij staan centraal in het college van Eric Ottenheijm. Het gaat hier met name om de Sefardische Joden vanuit het Iberisch Schiereiland. Omdat het alleen om de migratie van Joden  gaat, zou men niet kunnen spreken van een grote diversiteit. Echter, de Joden hadden voor deze migratiestroom al lange tijd in diaspora geleefd. Hierdoor zou men juist wel van diversiteit kunnen spreken, omdat de diaspora veel mensen met verschillende culturen met zich meebracht. 

In de ‘Spaanschen Brabander’ is niet alleen sprake van religieuze migranten vanuit het Zuiden (Spanje, Portugal en Zuid-Nederland), maar  ook van economische migranten die ook als vluchtelingen kunnen worden gezien. Deze migratiestroom kwam op gang vanaf de Val van Antwerpen in 1585. Doordat deze migranten met allerlei verschillende culturele achtergronden en verschillende redenen naar het Noorden zijn getrokken, kan men van diversiteit spreken.

Groepen migranten met een hoog aanzien, die in de geschiedenis veel politieke en culturele invloeden hebben gehad in Nederland, zorgden voor ontlening in de Nederlandse taal. Vooral de Engelse en Franse taal speelden hierbij een rol, zij hadden(of hebben) namelijk overt prestige. De mate hiervan verschilt per tijd en maatschappelijke stand. De leenwoorden in het Nederlands betreffen verschillende thema’s, zoals mode, wetenschap of gastronomie en hiermee is er dus sprake van grote diversiteit.

In het college over de islam in Europa gaat het om moslims die in de jaren ’60 en ’70 als (arbeids-)migranten uit o.a. ex-koloniën naar West-Europa gekomen zijn. Er is zeker sprake van diversiteit, ook al wordt er in Europa vaak generaliserend gedacht over moslims. Zij hebben verschillende culturele achtergronden en daarbij verschillende overtuigingen, vergelijkbaar met stromingen in het christendom.


Wat betreft Suriname
In Suriname is sprake van diversiteit, als men het heeft over de migratie van verschillende bevolkingsgroepen met verschillende redenen. Zo gaat het o.a. om (gedwongen) arbeidsmigratie door economische vluchtelingen. Ook de blanke kolonisten zijn onderdeel van deze migratie; zowel mensen mét geld als mensen die rijkdom zochten in de kolonie. De migratiestromen naar Suriname begonnen in de 15de eeuw en duurden tot het begin van de 20ste eeuw.


Conclusie
Vaak zijn migranten wegens economische en religieuze redenen gedwongen te migreren. Het tijdsbestek loopt erg uiteen; migratie is niet iets van de laatste tijd, wat men tegenwoordig echter wel vaak denkt. Neem als voorbeeld de geschiedenis van de Sefardische Joden in Europa. Migratie gaat daarnaast hand in hand met diversiteit omdat verschillende culturen en etniciteiten elkaar ontmoeten.

Maak jouw eigen website met JouwWeb