Is er sprake van integratie van nieuwkomers en opname in de bestaande gemeenschap(pen)? Ofwel: doen beide partijen moeite?

De nieuwe EU-lidstaten zijn de minderheid en moeten zich grotendeels aanpassen aan de meerderheid. Toch moeten de al langer bestaande EU-lidstaten ervoor zorgen dat het bestaande beleid werkt voor alle landen van de Europese Unie. We kunnen hier dus spreken van integratie van beide partijen.

Uit het college over taaldiversiteit in Europa is gebleken dat er andere verwachtingen zijn bij de nieuwkomers in Europa (minderheid) dan bij de mensen die er al zijn (meerderheid). De Europese meerderheden vinden dat de minderheden een deel van hen moeten worden. Het nieuwe moet zich aanpassen aan het gevestigde. De meerderheden denken vooral dat taal het grootste aspect is waardoor de integratie ‘mislukt zou kunnen zijn’. Vooral in West-Europa lijken de meerderheden te willen dat de minderheden de moedertalen opgeven en de nieuwe, nationale taal leren spreken. De minderheden vinden het echter onzinnig om bij het leren van een nieuwe taal de moedertaal op te geven.

Doordat mensen die bij een zelfde subcultuur horen een bepaalde manier van spreken gebruiken, vallen de  achtergrondkenmerken van verschillende groepen weg. Men lijkt duidelijk moeite te doen om eenzelfde manier van spreken te ontwikkelen en hecht hier dan ook veel waarde aan. Dit is assimilatie van jongeren met verschillende etnische achtergronden: de opname van autochtonen in allochtone groepen.

Het onderwijs, dat erg belangrijk is in het jodendom, is een goed teken van integratie. De Sefardische Joden waren vaak opgeleid en goed bedeeld. Zodoende is er sprake van moeite die wordt gedaan door de autochtone meerderheid om deze minderheid in de samenleving op te nemen. Aan de andere kant werden deze nieuwkomers door enkele autochtone minderheden tegengewerkt. Een voorbeeld hiervan zijn de calvinisten, een religieuze minderheid in de Nederlanden.

In het begin keken de Amsterdammers vooral met hypocrisie en arrogantie naar de nieuwkomers. Later is dit beeld bijgesteld, omdat ze inzagen dat de nieuwkomers ook voordelen met zich meebrachten. Een voorbeeld hiervan is hun kennis, die de Amsterdamse economie goed kon gebruiken.

Leenwoorden die in het Nederlands terechtkomen, worden automatisch aangepast aan de Nederlandse klanken. Dit is echter niet zo bij alle leenwoorden, het verschilt namelijk per maatschappelijke klasse. Sommige leenwoorden zijn geïntegreerd in een lage klasse waar men de ‘allochtone’ klank niet beheerste en sommige leenwoorden zijn geïntegreerd in een hogere klasse, waar men de klank van deze nieuwe woorden wel beheerste. Ook buiten het Nederlands worden klanken van leenwoorden aangepast aan de nationale klank, bijv. in Japan.

De islam krijgt in Europa een Europese vorm. Dit heet de Euro-islam en duidt op integratie. De meeste moslims in Europa houden zich dan ook aan de Europese wetten. Bij een deel van de Europese meerderheden heerst er angst, omdat de islam(de religie van minderheden) zichtbaar is, in tegenstelling tot andere religies. Toch is er ook sprake van moeite die gedaan wordt voor islamitische groeperingen in West-Europese landen.


Wat betreft Suriname
Er is sprake van integratie van nieuwkomers. Dit wordt duidelijk gemaakt door het feit dat nieuwkomers zichzelf niet als nieuwkomer zien, maar zich allen Surinamer voelen. Doordat de bestaande gemeenschap al meteen werd onderdrukt ten tijde van de eerste immigratiestroom, is het niet goed te meten hoeveel moeite er door beide partijen werd gedaan voor een opname van nieuwkomers is de bestaande gemeenschap.


Conclusie
Het lijkt erop dat de minderheden vaak veel moeite doen om te integreren, maar dat de meerderheden niet altijd open staan voor de integratie van nieuwkomers. Beide partijen doen dus niet altijd evenveel moeite als het aankomt op integratie. Als de nieuwkomers voordelen met zich meebrengen, staan de autochtonen vaak wel open voor opname van hen. Neem als voorbeeld de Sefardische Joden en Zuid-Nederlandse vluchtelingen.